12543.png

Peter Benoit

(Harelbeke, 17 augustus 1834 - Antwerpen, 8 maart 1901)

Trois mélodies sans paroles, op. 2

(1858)

Peter Benoit componeerde deze ‘mélodies sans paroles’ in september 1858 in Berlijn. Als laureaat van de Prix de Rome in 1857 was hij in het voorjaar van 1858 begonnen aan een studiereis die hem eerst door Duitsland zou voeren en die hem in 1859 naar Parijs bracht. Tijdens zijn Duitslandreis bezocht Benoit onder meer Keulen, Bonn, Leipzig, Dresden, München - hij leerde er Franz Liszt kennen -, Berlijn en Praag, waar hij zijn leermeester François-Joseph Fétis ontmoette. Die ‘Bildungsreise’ liet Benoit, een jongen uit de provincie en van eenvoudige komaf, toe naar concerten en de opera te gaan, tentoonstellingen en bibliotheken te bezoeken en internationale collega’s te ontmoeten. Niettegenstaande een kwakkelende gezondheid, componeerde hij gedurende zijn Duitslandreis verschillende werken, zoals onder meer een kerstcantate, een strijkkwartet, een dubbelkorig Ave Maria en pianowerken. Hij lukte er ook in werken uitgevoerd te krijgen, zoals de ouverture tot zijn zangspel Het dorp in ’t gebergte (Dresden), het Ave Maria, op. 1 (Berlijn) en zijn strijkkwartet (München). Bovendien kon hij Duitse uitgevers voor zijn werk interesseren: het Ave Maria op. 1 werd gepubliceerd door Bote & Bock in Berlijn en de Trois mélodies sans paroles, op. 2 en de Deux scherzandos, op. 3 werden door Hofmeister in Leipzig uitgegeven.

Benoit droeg dit opus 2 op aan ‘Madame Bergson-Stern à Berlin’. In de brief van 30 november 1858 die hij vanuit Leipzig naar het thuisfront stuurt en waarin hij uitgebreid verslag brengt van zijn verblijf in Berlijn, schrijft hij over deze pianospelende doktersvrouw: ‘J’ai particulièrement fait la connaissance à Berlin (hors des personnes artistiques) du docteur Bergson, un homme extrêmement savant et dont la dame touche admirablement le clavier; on jouera toutes mes compositions cet hiver dans cette maison et d’une manière toute particulière.’

Volgens de Musikalisch-Literarischen Monatsberichte die Hofmeister publiceerde, werd Benoits opus 2 ergens rond juni 1859 uitgegeven. Dat wordt bevestigd door Benoit die op 23 juni 1859 vanuit Parijs aan zijn ouders schreef dat ‘les deux premiers cahiers de mes œuvres de piano viennent de paraître à Leipzig’.

Met deze vroege pianobundel schakelt Benoit zich in de romantische pianotraditie van het korte, lyrische karakterstuk in. Typisch voor het ‘Lied ohne Worte’ zijn de enkele maten voor- en/of naspel in de begeleiding, zoals in de eerste twee nummers, corresponderend met de pre- en postlude uit een lied. Een andere verwijzing naar het lied is de titel van het tweede stuk: Barcarolle, het Venetiaanse gondellied in ternaire maat. Sinds Felix Mendelssohn-Bartholdy drie van zijn Lieder ohne Worte de titel Venezianisches Gondellied meegaf, was het ‘bon ton’ om in een dergelijke reeks karakterstukken een barcarolle op te nemen. Een jaar vóór Benoit zich in Berlijn aan het genre wijdde, had, om maar één naam te noemen, Charles-Valentin Alkan (1813-1888) de twee bundels van zijn Recueil de chants, op. 38 elk met een barcarolle afgesloten.

Niettegenstaande Benoit zelf pianist was, is zijn piano-œuvre eerder beperkt en schreef hij de meeste pianowerken aan het begin van zijn carrière.

Jan Dewilde

Herdruk van een exemplaar uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

Peter Benoit

(Harelbeke 17. August 1834 - Antwerpen, 8 März 1901)

Drei Lieder ohne Worte, op. 2

(1858)

Peter Benoit komponierte diese ‚Lieder ohne Worte‘ im September 1858 in Berlin. Als Preisträger des Prix de Rome im Jahre 1857 unternahm er im Frühjahr 1858 eine Studienreise, die ihn erst nach Deutschland führte und 1859 nach Paris. Während seiner Deutschlandreise besuchte Benoit unter anderem Köln, Bonn, Leipzig, Dresden, München - hier lernte er Franz Liszt kennen - Berlin und Prag, wo er seinen Lehrmeister François-Joseph Fétis traf. Diese Bildungsreise gab Benoit, einem Jungen einfacher Herkunft aus der Provinz, die Möglichkeit, Konzerte und Opern mitzuerleben, Ausstellungen und Bibliotheken zu besuchen und internationalen Kollegen zu begegnen. Trotz seiner schwächlichen Gesundheit komponierte er während seiner Deutschlandreise eine Anzahl Werke, worunter eine Weihnachtskantate, ein Streichquartett, ein doppelchöriges Ave Maria und Klavierwerke. Es gelang ihm auch, Werke aufführen zu lassen, wie etwa die Ouvertüre zu seinem Singspiel Das Dorf im Gebirge (Dresden), das Ave Maria op. 1 (Berlin) und sein Streichquartett (München). Darüber hinaus konnte er deutsche Verleger für seine Werke interessieren: Das Ave Maria op. 1 erschien bei Bote & Bock in Berlin, und die Trois mélodies sans paroles op. 2 und die Deux Scherzandos op. 3 wurden von Hofmeister in Leipzig veröffentlicht.

Benoit widmete sein Opus 2 der ‚Madame Bergson-Stern à Berlin‘. In seinem Brief vom 30. November 1858, den er aus Leipzig nachhause schickte und in dem er ausschweifend von seinem Aufenthalt in Berlin berichtet, schreibt er über diese klavierspielende Arztfrau: „In Berlin habe ich neben Künstlern insbesondere die Bekanntschaft van Dr. Bergson gemacht, einem außergewöhnlich gelehrten Mann, dessen Frau wunderschön Klavier spielt; all meine Kompositionen werden diesen Winter in diesem Haus gespielt, und zwar auf ganz besondere Weise.“

Laut der Musikalisch-Literarischen Monatsberichte, die Hofmeister herausgab, wurde Benoits op. 2 irgendwann im Juni 1859 herausgebracht. Benoit bestätigt dies: am 23. Juni 1859 schrieb er aus Paris an seine Eltern, dass die ersten zwei Hefte seiner Klavierwerke gerade in Leipzig erschienen waren.

Mit diesen frühen Klavierstücken reiht Benoit sich in die romantische Tradition der kurzen, lyrischen Charakterstücke ein. Für das ‚Lied ohne Worte‘ sind einige Takte Vor- und (oder) Nachspiel in der Begleitung typisch, wie auch hier in den ersten beiden Nummern, die dem Präludium und Postludium entsprechen. Ein anderer Hinweis auf das Lied ist der Titel des zweiten Stücks: Barcarolle, ein venezianische Gondellied im Dreiertakt. Seit Felix Mendelssohn Bartholdy drei seiner Lieder ohne Worte den Titel Venezianisches Gondellied gab, war es ‚bon ton‘, in dergleichen Sammlungen mit Charakterstücken eine Barkarole einzuflechten. Ein Jahr bevor Benoit sich in Berlin diesem Genre zuwendete, hatte - um nur einen einzigen Namen zu nennen - Charles-Valentin Alkan (1813-1888) die beiden Hefte seines Receuil de chants mit je einer Barkarole beschlossen.

Obwohl Benoit selbst Pianist war, ist sein Schaffen für Klavier nicht sehr umfangreich. Die meisten seiner Klavierwerke schrieb er zu Beginn seiner Laufbahn.

Jan Dewilde (Übersetzung Michaël Scheck)

Nachdruck eines Exemplars aus der Bibliothek des Königlich flämischen Konservatoriums Antwerpen. Diese Partitur wurde herausgegeben in Zusammenarbeit mit dem Studienzentrum für Flämische Musik (Studiecentrum voor Vlaamse Muziek www.svm.be).

Peter Benoit

(Harelbeke, 17 August 1834 - Antwerp, 8 March 1901)

Songs without Words, op. 2

(1858)

Peter Benoit composed these ‘mélodies sans paroles’ in September 1858 in Berlin. As a laureate of the Prix de Rome in 1857 he had started a study tour in the spring of 1858, leading him first across Germany and finally to Paris in 1859. During his trip in Germany Benoit visited Cologne, Bonn, Leipzig, Dresden, Munich - where he made the acquaintance of Franz Liszt -, Berlin and Prague, where he met his master François-Joseph Fétis. This ‘Bildungsreise’ enabled Benoit, a country boy of modest extraction, to go to concerts and the opera, visit exhibitions and libraries as well as meeting international colleagues. Despite his poor health he composed several works during his travels in Germany, among them a Christmas cantata, a string quartet, an Ave Maria for double choir, and works for piano. He also succeeded in having works performed as well, such as the overture to his operetta (Singspiel) Het dorp in ‘t gebergte (The Village in the Mountains, Dresden), the Ave Maria, op. 1 (Berlin) and his string quartet (Munich). Furthermore he was able to interest German publishers in his work: the Ave Maria op. 1 was published by Bote & Bock in Berlin, while the Trois mélodies sans paroles, op. 2 and the Deux scherzandos, op. 3 were published by Hofmeister in Leipzig.

Benoit dedicated this opus 2 to ‘Madame Bergson-Stern à Berlin’. In the letter of 30 November 1858 which he sent from Leipzig to his family, giving a detailed account of his stay in Berlin, he writes about this piano playing doctor’s wife: ‘J’ai particulièrement fait la connaissance à Berlin (hors des personnes artistiques) du docteur Bergson, un homme extrêmement savant et dont la dame touche admirablement le clavier; on jouera toutes mes compositions cet hiver dans cette maison et d’une manière toute particulière.’ (‘In Berlin it was particularly interesting to meet, in addition to the artistic personalities, doctor Bergson, a very learned man whose spouse has a wonderful touch on the piano; all my compositions will be played in this house during the winter, and in a very special way.’)

According to the Musikalisch-Literarische Monatsberichte published by Hofmeister, Benoit’s opus 2 appeared sometime around June 1859. This was confirmed by Benoit, writing from Paris to his parents on 23 June 1859 that ‘les deux premiers cahiers de mes oeuvres de piano viennent de paraître à Leipzig’ (‘the first two volumes of my works for piano have just been published in Leipzig’).

With this early piano collection Benoit aligns himself with the romantic piano tradition of the short, lyrical character piece. Typical of the ‘Lied ohne Worte’ (Song without Words) are the couple of measures pre- and/or postlude in the accompaniment, as in the first two items, corresponding to a pre- and postlude from a song. Another allusion to the song is the title of the second piece: Barcarolle, the Venetian boat song with a ternary beat. Ever since Felix Mendelssohn-Bartholdy attributed the title Venezianisches Gondellied to three of his Lieder ohne Worte, it was fashionable to include a barcarolle in such a series of character pieces. A year before Benoit applied himself to the genre in Berlin, Charles-Valentin Alkan (1813-1888), to mention only one name, had concluded the two volumes of his Recueil de chants, op. 38 with a barcarolle each.

Even though Benoit himself was a pianist, his oeuvre for the piano is rather limited, most of it originating early in his career.

Jan Dewilde (translation: Joris Duytschaever)

Reprint of a copy from the library of the Royal Flemish Conservatory in Antwerp. This score was published in cooperation with the Centre for Flemish Music (Studiecentrum voor Vlaamse Muziek www.svm.be).