Edgar Tinel
(Sinaai, 27. März 1854 – Brüssel, 28. Oktober 1912)

Cantique nuptial (Hochzeitsgesang), op. 45
für Tenor oder Sopran solo, Orgel manualiter und Harfe oder Klavier (1902)

Edgar Tinel komponierte diesen Hochzeitsgesang für die Trauung von Emma Empain und Eugène Harmant. Die Braut war die Tochter des Industriellen und Unternehmers Edouard Empain (1852-1929), mit dem Tinel in einer herzlichen Beziehung stand.
Der Text, ursprünglich in französischer Sprache, wurde von seiner Frau, der Dichterin Emma Coeckelbergh geschrieben. Tinel sollte übrigens verschiedene Werke, vor allem Lieder, auf Texte seiner Gattin schreiben, wie Quatre mélodies, op. 5, Deux mélodies, op. 6, und zwei Lieder aus Six mélodies, op. 40. Ausserdem übersetzte sie für Tinel mehrere Liedtexte ins Französische.

Das Werk beginnt in einer poetischen, glückseligen Atmosphäre, charakterisiert durch die Tonart Ges, den wiegenden Rhythmus, die mit „ben sostenuto“ bezeichnete Gesangslinie, den Orgelpart, der zur Gänze mit dem Register „Récit expressif“ gespielt wird, und den Arpeggios in der Harfe. Ein kurzes instrumentales Zwischenspiel moduliert nach B, dann erscheint ein unruhigerer Rhythmus mit neuen, kurzen Modulationen: der Text spricht hier von der Hochzeitsbarke, die von den „wilden Orkanen“ ferngehalten werden muss. Hier steht die Orgel mit einem wogenden Rhythmus im Vordergrund, während die Harfe sich von diesem irdischen Tumult fernhält. Eine Modulation nach G bringt Ruhe: die Engel werden die Hochzeitsbarke begleiten. Die Harfe tritt auch wieder in Erscheinung, um den lang angehaltenen hohen Ton (as) der Gesangslinie mit brillanten Glissandos zu markieren, über einem Dominantseptakkord in der Orgel. Der Text spricht hier von strahlendem Sonnenlicht. Die Orgel leitet dann über zur feierlichen Atmosphäre des Beginns, und der erste Teil in Ges wird wörtlich wiederholt. Die Gesangslinie schwindet dahin, worauf die Harfe und die Orgel den Gesang mit einem kurzen Nachspiel in dreifachem Piano abschliessen.

Das Werk wurde am 22. Mai 1902 uraufgeführt, während der Brautmesse von Emma Empain und Eugène Harnant. Die Trauung, ein wahres Society-Event, fand in der Kirche von Battel bei Mechelen statt, wo die Empains residierten. Die Ausführenden waren der Tenor Luc Disy, der Harfenist Samuel Meerloo (beide vom Königlichen Konservatorium Brüssel) und Oscar De Puydt, Organist der St. Romboutskathedrale in Mechelen.

Das kompositorische Niveau des Cantique Nuptial übersteigt die durchgängige Qualität der Gelegenheitskomposition, so dass das Werk bei Breitkopf & Härtel in Leipzig herausgegeben wurde. Für diese Ausgabe besorgten die Dichter Eugeen De Lepeleer und Elisabeth Alberdingk Thym niederländische und deutsche Übersetzungen.

Jan Dewilde, 2010 (Übersetzung: Michael Scheck)

Nachdruck eines Exemplars aus der Bibliothek des Königlich flämischen Konservatoriums Antwerpen (‚Collectie Dubar’). Für das Aufführungsmaterial wenden Sie sich bitte an die Bibliothek des ‚Koninklijk Vlaams Conservatorium.’ Diese Partitur wurde herausgegeben in Zusammenarbeit mit dem Studienzentrum für Flämische Musik (Studiecentrum voor Vlaamse Muziek) (www.svm.be).

Edgar Tinel
(Sinaai, 27 March 1954 – Brussels, 28 October 1912)

Cantique nuptial, op. 45
for tenor or soprano solo, organ without pedal-board and harp or piano (1902)

Edgar Tinel composed this nuptial hymn for the marriage ceremony of Emma Empain and Eugène Harmant. The bride was the daughter of the industrialist and entrepreneur Edouard Empain (1852-1929), with whom Tinel cherished a friendly relation.
The text of this nuptial hymn, originally in French, was provided by his wife, the poet Emma Coeckelbergh. As a matter of fact Tinel composed several works, mostly songs, on texts of his spouse, such as Quatre melodies, op.5, Deux melodies, op.6 and two songs from Six melodies, op.40. Furthermore she translated into French several lyrics of Tinel’s songs.

The work opens in a poetical sphere of beatitude, emphasized by the key of G flat, the lullaby-like rhythm, the ‘ben sostenuto’ flow of the tune, the organ part that is entirely played on the ‘récit expressif’ or swell organ, and the broken chords in the harp. A short instrumental interlude leads into a modulation into B flat and into a more agitated rhythm that entails short modulations: the text talks about the matrimonial ship that needs to be kept away from the ‘tumultuous hurricanes’. In this passage the organ looms large with a rolling rhythm, and the harp stays aloof from the terrestrial tumult. A modulation into G brings quietude: the angels will accompany the matrimonial ship. The harp returns to accentuate the sustained high note (A flat) of the melody line with brilliant glissandos, above a dominant seventh chord in the organ: the text is about a radiant sunlight. The organ then introduces the transition to the lofty sphere of the beginning: the first part in G flat is repeated textually and musically. The melody line expires, whereupon the harp and the organ conclude this nuptial hymn with a short postlude in triple piano.

This work was performed for the first time on 22 May 1902 during the nuptial mass of Emma Empain and Eugène Harmant. The marriage, which grew into a veritable society event, was celebrated in the church of Battel nearby Mechelen, where the Empains resided. Performers were the tenor Luc Disy, the harpist Samuel Meerloo (both of them affiliated with the Conservatoire Royal de Bruxelles) and Oscar De Puydt, organist of St Rombout’s cathedral in Mechelen.

The quality of this Nuptial Hymn transcends by far that of the occasional composition, witness its publication by Breitkopf & Härtel in Leipzig. For this edition the poets Eugeen De Lepeleer and Elisabeth Alberdingk Thym made a Dutch and a German translation, respectively.

Jan Dewilde, 2010 (translation Joris Duytschaever)

Reprint of a copy from the library of the Royal Flemish Conservatory in Antwerp (‘Collectie Dubar’). For the parts, please go to the Royal Flemish Conservatory. This score was published in cooperation with the Centre for Flemish Music (Studiecentrum voor Vlaamse Muziek) (www.svm.be)

Edgar Tinel
(Sinaai, 27 maart 1854 – Brussel, 28 oktober 1912)

Cantique nuptial (Bruiloftsgezang), op. 45
voor tenor of sopraan solo, orgel zonder pedaal en harp of klavier (1902)

Edgar Tinel componeerde deze huwelijkszang voor het huwelijk van Emma Empain en Eugène Harmant. De bruid was de dochter van de industrieel en ondernemer Edouard Empain (1852-1929) met wie Tinel een hartelijke relatie onderhield.
De tekst van deze huwelijkszang, origineel in het Frans, werd hem geleverd door zijn vrouw, de dichteres Emma Coeckelbergh. Tinel zou trouwens verschillende werken, vooral liederen, componeren op teksten van zijn echtgenote, zoals Quatre mélodies, op. 5, Deux mélodies, op. 6 en twee liederen uit Six mélodies, op. 40. Bovendien vertaalde ze verschillende van Tinels liedteksten naar het Frans.

Het werk opent in een poëtische, gelukzalige sfeer, geaccentueerd door de toonaard van Ges, het berceuseachtige ritme, de ‘ben sostenuto’-zanglijn, de orgelpartij die volledig op het ‘récit expressif’ wordt gespeeld en de gebroken akkoorden in de harp. Een kort instrumentaal tussenspel leidt tot een modulatie naar Bes en een meer geagiteerd ritme dat korte modulaties met zich mee brengt: in de tekst is sprake van het huwelijksbootje dat buiten de ‘woeste orkanen’ moet worden gehouden. In deze passage is het orgel met een deinend ritme prominent aanwezig en blijft de harp afzijdig van het aardse tumult. Een modulatie naar G brengt rust: de engelen zullen het huwelijksbootje begeleiden. De harp doet opnieuw zijn intrede om de aangehouden hoge noot (as) van de zanglijn met briljante glissando’s te accentueren, boven een dominant septiemakkoord in het orgel: de tekst spreekt hier van een stralend zonlicht. Het orgel maakt dan de overgang naar de verheven sfeer van het begin: het eerste deel in Ges wordt tekstueel en muzikaal hernomen. De zanglijn sterft uit, waarna de harp en het orgel met een kort postludium deze huwelijkszang in een tripel piano afsluiten.

Het werk werd voor het eerst uitgevoerd op 22 mei 1902 tijdens de huwelijksmis van Emma Empain en Eugène Harmant. Het huwelijk, dat uitgroeide tot een ware societygebeurtenis, werd voltrokken in de kerk van Battel bij Mechelen, waar de Empains resideerden. Uitvoerders waren de tenor Luc Disy, de harpist Samuel Meerloo (beiden verbonden aan het Conservatoire Royal de Bruxelles) en Oscar De Puydt, organist van de Sint Romboutskathedraal in Mechelen.

Het niveau van deze Cantique nuptial overstijgt in verre de gelegenheidscompositie, zodat het werk door Breitkopf & Härtel in Leizpig werd gepubliceerd. Voor die uitgave maakten de dichters Eugeen De Lepeleer en Elisabeth Alberdingk Thym een Nederlandse en Duitse vertaling.

Jan Dewilde, 2010

Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen (‘Collectie Dubar’). Voor de partijen, gelieve u te wenden tot de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be)

-------------------- Francois ------------------

Edgar Tinel
(Sinaai, le 27 mars1854 –Bruxelles, le 28 octobre1912) 

Cantique nuptial, op. 45
pour ténor ou soprano solo, orgue sans pédalier et harpe ou piano (1902)

Edgar Tinel a composé ce chant nuptial pour le mariage d’Emma Empain et Eugène Harmant. La mariée était la fille de l’industriel et l’entrepreneur Edouard Empain (1852-1929) avec qui Tinel entretenait des relations chaleureuses.
Le texte du chant a été écrit originellement en français par la femme du compositeur, la poétesse Emma Coeckelbergh. Ses textes ont d’ailleurs servi d’inspiration au compositeur pour plusieurs de ses œuvres comme entre autres Quatre mélodies, op. 5, Deux mélodies, op. 6 et deux chants de Six mélodies, op. 40. En outre, elle a traduit différents chants de son mari en français.

Le Cantique nuptial s’ouvre dans une ambiance poétique et bienheureuse, qui est accentuée par un sol bémol, par le rythme ressemblant à celui d’une berceuse, par une ligne de chant ‘ben sostenuto’, par la partie d’orgue jouée intégralement sur le récit expressif, et, par les accords brisés de la harpe. Là où le texte parle d’un navire nuptial qui doit essayer d’esquiver les ‘ouragans violents’, un bref interlude musical entraîne une modulation vers si bémol et un rythme plus agité générant de courtes modulations. Dans ce passage, l’orgue joue un rôle de premier plan tandis que la harpe reste à l’écart de toute cette agitation terrestre. Puis, une modulation vers sol rétablit le calme: ce sont les anges qui viennent gui- 
der le navire nuptial. Et la harpe – passant au dessus d’un accord de septième de dominante à l’orgue – refait son apparition pour accentuer, avec des glissandos brillants, la note aiguë prolongée (la bémol) de la ligne de chant. Dans le texte apparaît, à cet endroit, une lumière éclatante. Enfin, on retourne à l’ambiance élevée du début grâce à l’orgue: la première partie en sol bémol est reprise textuellement et musicalement. La ligne de chant s’affaiblit, et la harpe et l’orgue closent le chant nuptial avec un bref postlude dans un ‘triple piano’.

L’œuvre fut exécutée pour la première fois le 22 mai 1902 lors de la messe nuptiale d’Emma Empain et d’Eugène Harmant. La cérémonie de mariage, qui s’est transformée en un véritable événement de société, avait lieu dans l’église de Battel près de Malines, où résidaient les Empains. Le Cantique fut exécuté par le ténor Luc Disy, la harpiste Samuel Meerloo – tous les deux du Conservatoire Royal de Bruxelles–et Oscar De Puydt, l’organiste de la cathédrale Saint-Rombautde Malines de Bruxelles) Etant donné que le niveau de ce Cantique nuptial dépassait de loin la composition de circonstance, l’œuvre fut publiée par Breitkopf & Härtel à Leizpig. A l’occasion de cette édition, le texte fut traduit en néerlandais et en allemand par les poètes Eugeen De Lepeleer et Elisabeth Alberdingk Thym.

Jan Dewilde, 2010 (traduction: Annick Mannekens)

Réédition d’une copie de la bibliothèque du Conservatoire Royal Flamand d’Anvers (‘Collectie Dubar’). Pour les parties, veuillez vous adresser à la bibliothèque du Conservatoire Royal Flamand. Cette partition a été publiée en collaboration avec le Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).