Paul Gilson - Alla marcia. Rhapsodie pour orchestre d’instruments à cordes
(Brussels, 15 June 1865 – Brussels, 3 April 1942)
(1890)
Paul Gilson left behind a large and varied oeuvre in which practically all genres are represented. The focus, however, is on the more than 200 works he wrote for various wind orchestras and, to a lesser extent, on some fifteen works for string orchestra. With some of those works for strings, he seamlessly connects to the romantic tradition of Edvard Grieg, Peter Tchaikovsky and Antonín Dvořák.
Alla marcia also fits into this tradition, composed for a symphonic string ensemble of twelve first and twelve second violins, eight violas, eight cellos and six double basses. He varies this instrumentation with great care by having the various groups of instruments play ‘divisi’ or by increasing or decreasing the number of instruments. He also applies the various playing styles, such as con and senza sordino, flageolet tones and arco, and varied accentuation with great effect. The work is built on an alternation and contrast between an energetic martial theme (ff, rudement accentué) and a lyrical phrase (pp, cantabile), themes that are skilfully harmonically coloured and motivically defragmented.
Alla marcia was first performed on Sunday 9 November 1890 at the annual prize-giving ceremony of the Conservatoire royal in Brussels; Emile Agniez (1859-1909) conducted a string ensemble of the Conservatoire. The work was published by Maison Beethoven in Brussels.
Gilson sent a score of the work to César Cui (1835-1918), with whom he exchanged compositions and kept up a busy correspondence. In a letter dated 10 March 1893, Cui expressed his appreciation: ‘Your Alla marcia is superb in pace and tone; the second theme is delightful.’ The score with a handwritten dedication by Gilson is kept in the library of the Rimsky-Korsakov Conservatory in St. Petersburg.
Later Gilson arranged the work for symphonic orchestra; that autograph is kept at the Foundation Paul Gilson in the Brussels Conservatory Library.
Jan Dewilde (with thanks to Jaak Van Holen)
(translation: Jasmien Dewilde)
A facsimile of the edition by Maison Beethoven was published earlier in this series (The Flemish Music Collection, 528). This edition was edited by Stijn Saveniers for a performance on 21 May 2021 by the Orchestre Philharmonique de Liège conducted by Karel Deseure. In this score, some inconsistencies from the original edition have been removed.
This edition was produced in collaboration with the Study Centre for Flemish Music (www.svm.be).
Paul Gilson - Alla marcia. Rhapsodie pour orchestre d’instruments à cordes (1890)
(Brüssel, 15. Juni 1865 – Brüssel, 3. April 1942)
Paul Gilson hinterließ ein großes und vielseitiges Werk, in dem praktisch alle Genres vertreten sind. Der Schwerpunkt liegt jedoch auf den mehr als 200 Werken, die er für verschiedene Blasorchester schrieb, und in geringerem Umfang auf etwa fünfzehn Werken für Streichorchester. Mit einigen dieser Werke für Streicher reiht er sich nahtlos in die romantische Tradition von Edvard Grieg, Peter Tschaikowsky und Antonín Dvořák ein.
In diese Tradition passt auch Alla marcia, komponiert für ein symphonisches Streicherensemble aus zwölf ersten und zwölf zweiten Geigen, acht Bratschen, acht Celli und sechs Kontrabässen. Er variiert die Instrumentierung mit großer Sorgfalt, indem er die verschiedenen Gruppen in Divisi spielen lässt oder die Anzahl der Instrumente erhöht oder verringert. Auch die verschiedenen Spielweisen, wie con und senza sordino, Flageolett-Töne und arco, sowie unterschiedliche Akzentuierungen wendet er mit großer Wirkung an. Das Werk ist auf einem Wechsel und Kontrast zwischen einem energischen, martialischen Thema (ff, rudement accentué) und einer lyrischen Phrase (pp, cantabile) aufgebaut, Themen, die kunstgerecht mit harmonischen Farbtönen versehen und motivisch zerlegt werden.
Alla marcia wurde am Sonntag, den 9. November 1890 bei der jährlichen Preisverleihung des Königlichen Konservatoriums in Brüssel uraufgeführt; Emile Agniez (1859-1909) dirigierte ein Streicherensemble des Konservatoriums. Das Werk wurde von Maison Beethoven in Brüssel veröffentlicht.
Gilson schickte eine Partitur des Werkes an César Cui (1835-1918), mit dem er Kompositionen austauschte und eine rege Korrespondenz führte. In einem Brief vom 10. März 1893 drückte Cui seine Wertschätzung aus: ‘Votre Alla marcia est d’une superbe allure et d’une superbe sonorité; le deuxième thème est délicieux.’ Die Partitur mit einer handschriftlichen Widmung von Gilson wird in der Bibliothek des Rimski-Korsakow-Konservatoriums in St. Petersburg aufbewahrt.
Später bearbeitete Gilson das Werk für symphonisches Orchester; das Autograf wird im Paul-Gilson-Fonds der Bibliothek des Brüsseler Konservatoriums aufbewahrt.
Jan Dewilde (mit Dank an Jaak Van Holen)
(Übersetzung: Eva-Maria Kintzel)
Ein Faksimile der Ausgabe von Maison Beethoven wurde früher in dieser Reihe veröffentlicht (The Flemish Music Collection, 528). Diese Ausgabe wurde von Stijn Saveniers für eine Aufführung am 21. Mai 2021 durch das Königlich Philharmonische Orchester Lüttich unter der Leitung von Karel Deseure herausgegeben. In dieser Partitur wurden einige Ungereimtheiten der Originalausgabe beseitigt.
Diese Ausgabe wurde in Zusammenarbeit mit dem Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be) erstellt.
--------------------- Flemish --------------------
Paul Gilson
(Brussel, 15 juni 1865 – Brussel, 3 april 1942)
Alla marcia. Rhapsodie pour orchestre d’instruments à cordes
(1890)
Paul Gilson liet een groot en gevarieerd oeuvre na waarin zowat alle genres vertegenwoordigd zijn. Het zwaartepunt ligt wel op de meer dan tweehonderd werken die hij voor verschillende blaasorkesten schreef en, in mindere mate, op een vijftiental werken voor strijkorkest. Met sommige van die werken voor strijkers sluit hij naadloos aan bij de romantische traditie van Edvard Grieg, Peter Tsjaikovski en Antonín Dvořák.
In die traditie past ook Alla marcia, gecomponeerd voor een symfonisch strijkersensemble van twaalf eerste en twaalf tweede violen, acht altviolen, acht cello’s en zes contrabassen. Die bezetting varieert hij met veel zorg door de verschillende instrumentengroepen ‘divisi’ te laten spelen, of het aantal instrumenten te vermeerderen of te verminderen. Ook de verschillende speelwijzen, zoals con en senza sordino, flageolettonen en arco, en een gevarieerde accentuering past hij met veel effect toe. Het werk is gebouwd op een afwisseling en contrastwerking tussen een energiek martiaal thema (ff, rudement accentué) en een lyrische frase (pp, cantabile), thema’s die vakkundig harmonisch worden ingekleurd en motivisch gedefragmenteerd.
Alla marcia werd voor het eerst uitgevoerd op zondag 9 november 1890 tijdens de jaarlijkse prijsuitreiking van het Conservatoire royal in Brussel; Emile Agniez (1859-1909) dirigeerde een strijkersensemble van het Conservatorium. Het werk werd gepubliceerd door Maison Beethoven in Brussel.
Gilson stuurde een partituur van het werk aan César Cui (1835-1918), met wie hij composities uitwisselde en een drukke correspondentie voerde. In een brief van 10 maart 1893 drukte Cui zijn appreciatie uit: ‘Votre Alla marcia est d’une superbe allure et d’une superbe sonorité; le deuxième thème est délicieux.’ De partituur met een handgeschreven opdracht van Gilson wordt bewaard in de bibliotheek van het Rimsky-Korsakov Conservatorium in Sint-Petersburg.
Later bewerkte Gilson het werk voor symfonisch orkest; die autograaf wordt bewaard in het Fonds Paul Gilson in de Brusselse Conservatoriumbibliotheek.
Jan Dewilde (met dank aan Jaak Van Holen)
Een facsimile van de uitgave door Maison Beethoven werd eerder in deze reeks gepubliceerd (The Flemish Music Collection, 528). Deze uitgave werd geëditeerd door Stijn Saveniers voor een uitvoering op 21 mei 2021 door het Orchestre Philharmonique de Liège o.l.v. Karel Deseure. In deze partituur zijn enkele inconsequenties uit de oorspronkelijke uitgave weggewerkt.
Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).