Peter Benoit - Le roi des aulnes (1859)
(Harelbeke, 17 August 1834 – Antwerp, 8 March 1901)
Overture
Like so many romantic composers, Peter Benoit was fascinated by the legend of the Erlking, popularised by Johann Wolfgang Goethe in his poem Erlkönig (1782). The poem tells the story of a father who rides home on horseback with his sick son while the boy is being tormented by visions of the fairy king; once they arrive home, the boy appears to have died in his arms. Goethe based the poem on the Danish ballad Elveskud, as adapted and translated by Johann Gottfried Herder.
In addition to Franz Schubert, many others set Goethe’s text to music in the early nineteenth century, among whom Carl Loewe, Andreas Romberg, Johann Friedrich Reichardt, Carl Friedrich Zelter and Václav Tomášek. And Goethe’s text continued to inspire composers, including Louis Spohr who wrote a version for baritone, violin and piano in 1856. Others were inspired by Schubert’s iconic Lied: Heinrich Wilhelm Ernst composed the virtuoso Grand caprice pour violon solo sur Le roi des aulnes de F. Schubert in 1854, and in 1860 Hector Berlioz orchestrated the song (with a French translation). Around the same time Peter Benoit in turn composed two works inspired by the legend of the Erlking: the opera in one act Le roi des aulnes (1858) and the piano piece of the same name (number three of the first suite of Contes et ballades, 1861) (Repertoire Explorer. The Flemish Music Collection 565).
The first version of his ‘opéra-comique’ Le roi des aulnes premiered on 2 December 1859 at the Casino des Galeries Saint-Hubert in Brussels. Of this version only the overture has survived; the libretto of E. Castin, who was not only a writer but also a ‘peintre-décorateur’, has not been preserved either. During his stay in Paris (1859-1863) on a scholarship of the Prix de Rome, he adapted the opera in 1861 based on a libretto by the French playwright Louis-Adolphe Turpin de Sansay. The press announced several times a performance at the Théâtre-Lyrique or the Opéra-Comique in Paris, but in the end, this second version of the one-act in eight scenes would never be performed.
This version of the overture, published in 1938 by the Peter Benoit Fund, was more than likely edited by composer-conductor Flor Alpaerts on the basis of two manuscripts going back to the 1859 version: a manuscript housed in the Antwerp City Archives – presumably the original manuscript – and a manuscript housed in the Brussels Conservatory Library.
This Weberian overture was often performed both during Benoit’s life as well as after his death and was recorded on CD by the Royal Philharmonic Orchestra of Flanders conducted by Frédéric Devreese (Naxos 8.553601) and the Brussels Philharmonic conducted by Jan Latham-Koenig (Klara MMP 024).
Jan Dewilde
(translation: Jasmien Dewilde)
This score is a facsimile of the 1938 edition by the Peter Benoit Fund and is published in collaboration with the Study Centre for Flemish Music (www.svm.be). The orchestral parts are available at the Study Centre for Flemish Music.
Peter Benoit - Le roi des aulnes (Erlkönig / 1859)
(Harelbeke, 17. August 1834 – Antwerpen, 8. März 1901)
Ouvertüre
Wie so viele romantische Komponisten war auch Peter Benoit von der Legende des Elfenkönigs fasziniert, die Johann Wolfgang Goethe in seiner Dichtung Erlkönig (1782) populär gemacht hatte. Das Gedicht erzählt die Geschichte eines Vaters, der mit seinem kranken Sohn auf einem Pferd nach Hause reitet, während der Junge von Visionen des Elfenkönigs gequält wird. Zu Hause angekommen, stellt sich heraus, dass der Junge in seinen Armen gestorben ist. Goethe stützte sich hierbei auf die dänische Ballade Elveskud, die von Johann Gottfried Herder bearbeitet und übersetzt worden war.
Neben Franz Schubert vertonten im frühen 19. Jahrhundert unter anderem auch Carl Loewe, Andreas Romberg, Johann Friedrich Reichardt, Carl Friedrich Zelter und Václav Tomášek Goethes Text. Auch später noch inspirierte Goethes Text weiterhin Komponisten, darunter Louis Spohr, der 1856 eine Fassung für Bariton, Violine und Klavier schrieb. Andere knüpften an Schuberts ikonische Vertonung an: Heinrich Wilhelm Ernst komponierte 1854 den virtuosen Grand caprice pour violon solo sur Le roi des aulnes de F. Schubert und 1860 orchestrierte Hector Berlioz das Lied (mit französischer Übersetzung). Etwa zur selben Zeit komponierte Peter Benoit wiederum zwei Werke, die von der Legende des Elfenkönigs inspiriert waren, nämlich die Oper in einem Akt Le roi des aulnes (1858) und das gleichnamige Klavierwerk, der Nummer drei aus der ersten Suite von Contes et ballades von 1861 (Repertoire Explorer. The Flemish Music Collection 565).
Die erste Fassung seiner ‚opéra-comique‘ Le roi des aulnes wurde am 2. Dezember 1859 im Casino des Galeries Saint-Hubert in Brüssel uraufgeführt. Von dieser Fassung ist nur die Ouvertüre erhalten geblieben; auch das Libretto von E. Castin, der nicht nur Schriftsteller, sondern auch Maler und Dekorateur war, ist nicht erhalten geblieben. Während er sich von 1859 bis 1863 mit einem Stipendium des Prix de Rome in Paris aufhielt, überarbeitete er die Oper 1861 auf der Grundlage eines Librettos des französischen Dramatikers Louis-Adolphe Turpin de Sansay. Die Presse kündigte mehrmals eine Aufführung im Théâtre-Lyrique oder an der Opéra-Comique in Paris an, aber diese zweite Version des Einakters in acht Szenen sollte schließlich nie aufgeführt werden.
Diese 1938 vom Peter Benoit Fonds veröffentlichte Fassung der Ouvertüre wurde höchstwahrscheinlich vom Komponisten und Dirigenten Flor Alpaerts auf der Grundlage von zwei Manuskripten herausgegeben, die auf die Fassung von 1859 zurückgehen: ein im Archiv der Stadt Antwerpen aufbewahrtes Manuskript – vermutlich das Originalmanuskript – und ein in der Bibliothek des Brüsseler Konservatoriums aufbewahrtes Manuskript.
Diese Weberianische Ouvertüre wurde sowohl zu Lebzeiten Benoits als auch nach seinem Tod häufig aufgeführt und vom Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen unter der Leitung von Frédéric Devreese (Naxos 8.553601) und dem Brussels Philharmonic Orchestra unter der Leitung von Jan Latham-Koenig (Klara MMP 024) auf CD aufgenommen.
Jan Dewilde
(Übersetzung: Eva-Maria Kintzel)
Diese Partitur ist ein Faksimile der Ausgabe von 1938 des Peter Benoit Fonds und wird in Zusammenarbeit mit dem Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be) herausgegeben, wo auch das Aufführungsmaterial zur Verfügung steht.
----------------- FLEMISH ------------------
Peter Benoit - Le roi des aulnes (1859)
(Harelbeke, 17 augustus 1834 – Antwerpen, 8 maart 1901)
Ouverture
Zoals zovele romantische componisten was ook Peter Benoit gefascineerd door de legende van de Elzenkoning, die door Johann Wolfgang Goethe gepopulariseerd werd in zijn poëem Erlkönig (1782). Het gedicht brengt het verhaal van een vader die met zijn zieke zoon te paard naar huis rijdt, terwijl de jongen gekweld wordt door visioenen van de elfenkoning; eens thuis blijkt de jongen in zijn armen gestorven. Goethe baseerde zich hierbij op de Deense ballade Elveskud, zoals het bewerkt en vertaald werd door Johann Gottfried Herder.
Naast Franz Schubert zetten ook, onder anderen, Carl Loewe, Andreas Romberg, Johann Friedrich Reichardt, Carl Friedrich Zelter en Václav Tomášek Goethes tekst in de vroege negentiende eeuw op muziek. Ook later bleef Goethes tekst componisten inspireren, onder wie Louis Spohr die in 1856 een versie schreef voor bariton, viool en piano. Anderen gingen met Schuberts iconische zetting aan de slag: Heinrich Wilhelm Ernst componeerde in 1854 de virtuoze Grand caprice pour violon solo sur Le roi des aulnes de F. Schubert en in 1860 orkestreerde Hector Berlioz het lied (met een Franse vertaling). Rond diezelfde tijd componeerde Peter Benoit op zijn beurt twee werken die door de legende van de Elzenkoning zijn geïnspireerd, namelijk de opera in één akte Le roi des aulnes (1858) en het gelijknamige pianowerk (nummer drie uit de eerste suite van Contes et ballades, 1861) (Repertoire Explorer. The Flemish Music Collection 565).
De eerste versie van zijn ‘opéra-comique’ Le roi des aulnes ging op 2 december 1859 in de Casino des Galeries Saint-Hubert in Brussel in première. Van deze versie is alleen de ouverture overgeleverd; ook het libretto van E. Castin, die naast schrijver ook ‘peintre-décorateur’ was, is niet bewaard. Tijdens zijn verblijf in Parijs (1859-1863) met een stipendium van de Prix de Rome herwerkte hij in 1861 de opera op basis van een libretto van de Franse toneelauteur Louis-Adolphe Turpin de Sansay. De pers kondigde meerdere keren een opvoering in het Théâtre-Lyrique of de Opéra-Comique in Parijs aan, maar deze tweede versie van de eenakter in acht taferelen zou uiteindelijk nooit worden opgevoerd.
Deze versie van de ouverture, in 1938 gepubliceerd door het Peter Benoit Fonds, werd meer dan waarschijnlijk door componist-dirigent Flor Alpaerts geëditeerd op basis van twee handschriften die teruggaan op de versie van 1859: een manuscript dat bewaard wordt in het Stadsarchief in Antwerpen – vermoedelijk het originele handschrift – en een handschrift dat wordt bewaard in de Brusselse Conservatoriumbibliotheek.
Deze Weberiaanse ouverture werd zowel tijdens Benoits leven als na zijn dood vaak uitgevoerd en werd op cd gezet door het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen o.l.v. Frédéric Devreese (Naxos 8.553601) en het Brussels Philharmonic o.l.v. Jan Latham-Koenig (Klara MMP 024).
Jan Dewilde
Deze partituur is een facsimile van de uitgave in 1938 door het Peter Benoit Fonds en wordt gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek, waar ook de orkestpartijen te verkrijgen zijn (www.svm.be).