Bootstrap Agency Template

Lodewijk De Vocht

Missa in honorem Sti Josephi (1939)

(Antwerpen, 21 september 1887 – ’s Gravenwezel, 27 maart 1977)

Naast zijn activiteiten als componist, dirigent en conservatoriumleraar en -directeur was Lodewijk De Vocht ook kapelmeester van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen. Nadat hij sinds 1899 als koraaltje in het kathedraalkoor had gezongen, werd De Vocht in 1912 aangesteld als tweede kapelmeester, naast Emile Wambach (1854-1924), die hij in 1919 als eerste kapelmeester zou opvolgen. Naast het opluisteren van de liturgische diensten, trad De Vocht met de zangkapel soms ook buiten de kathedraal op, met renaissancemuziek op het programma. In 1949 kende Paus Pius XII De Vocht de Ordo Sanctus Gregorius Magnus toe voor vijftig jaren dienst in de kathedraalkapel. Daarna werd hij als kapelmeester opgevolgd door de priester Gabriël Striels (1895-1983).

Het spreekt vanzelf dat De Vocht veel liturgische muziek componeerde, al was die niet altijd expliciet voor de Antwerpse Kathedraal bedoeld. De Vocht was ook zeer begaan met de kwaliteit van de muziekuitvoeringen in kleinere parochiekerken.

Deze Missa in honorem Sti Josephi componeerde hij in 1939 voor de eremis van zijn pas tot priester gewijde oudste zoon Jozef (1914-1995). Deze mis werd dan ook op 16 april 1939 tijdens de eremis in de kerk van ’s Gravenwezel gecreëerd. Op Allerheiligen van datzelfde jaar voerde De Vocht deze mis in de Antwerpse kathedraal opnieuw uit, met Alex Paepen aan het orgel.

Zoals ook in zijn ander liturgisch werk zorgde De Vocht voor ruime uitvoeringsmogelijkheden. Zonder aan artistieke ambities in te boeten componeerde hij deze mis binnen de mogelijkheden van elk modaal kerkkoor. Lastige intervallen en moeilijke ritmes werden vermeden en polyfone fragmenten tot een minimum beperkt. De verstaanbaarheid van de tekst primeerde. In de inleiding tot deze mis schreef De Vocht dan ook: ‘Bij het schrijven dezer mis werd er vooral naar gestreefd de muziek de dienares van het woord te doen zijn en de liturgische zin der te zingen teksten te helpen belichten, naar het voorbeeld van de gregoriaanse zang. Al wat in de syllabische zangen – Gloria, Credo en Agnus Dei – de klaarheid van het gezongen woord zou kunnen vertroebelen door thematische ontwikkeling in de verschillende partijen, waardoor meerdere woorden te samen gehoord worden en het de toehoorder onmogelijk wordt de tekst duidelijk te volgen, werd angstvallig vermeden; insgelijks al te zangerige en meeslepende vormen die de aandacht van de tekst kunnen afleiden.’ De Vocht schrijft verder dat hij de melodie distilleerde uit het woordaccent en de zinsbouw. Polyfone passages en melismen komen dan ook slechts uitzonderlijk voor, bijvoorbeeld op het einde van het Gloria (‘Cum Sancto Spiritu. Amen’) en in het Sanctus (‘Hosanna in excelsis’).

De Vocht schreef deze mis voor vierstemmig koor a capella, maar voorzag meerdere uitvoeringsmogelijkheden:

- vierstemmig met orgel- of harmoniumbegeleiding
- driestemmig: twee kinderstemmen en een mannenstem, of een kinderstem en twee mannenstemmen,
met begeleiding
- tweestemmig: een kinderstem en een mannenstem (tenor of bas), met begeleiding
- tweestemmig: twee kinderstemmen of twee vrouwenstemmen of twee mannenstemmen, met begeleiding.

Om al deze redenen werd deze Missa in honorem Sti Josephi dan ook in Musica sacra (het tijdschrift van de ‘Interdiocesane Kerkmuziekschool en van de Sint-Gregoriusvereniging’) lovend gerecenseerd als ‘liturgisch werk, door iedereen verstaanbaar, en op de hoogte van alle kerkkoren.’

Jan Dewilde

Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen, die ook de partijen bewaart. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be). Met dank aan het Lodewijk De Vocht Fonds.

Lodewijk De Vocht
(Antwerpen, 21. September 1887 – ’s Gravenwezel, 27. März 1977)

Missa in honorem Sti Josephi (1939)

Zusätzlich zu seinen Aktivitäten als Komponist, Dirigent, Lehrer und Direktor des Konservatoriums war Lodewijk De Vocht auch Kapellmeister an der Kathedrale Unserer Lieben Frau in Antwerpen. Nachdem er schon seit 1899 als Knabe im Kathedralchor gesungen hatte, wurde er 1912 zweiter Kapellmeister unter Emile Wambach (1854-1924) und schließlich dessen Nachfolger als erster Kapellmeister im Jahre 1919. Neben den liturgischen Feiern trat De Vocht mit dem Chor manchmal auch außerhalb der Kathedrale auf, und das mit Renaissancemusik im Programm. Im Jahre 1949 verlieh Papst Pius XII. De Vocht den Ordo Sanctus Gregorius Magnus für seine fünfzigjährige Mitarbeit an der Kapelle der Kathedrale. Danach wurde der Priester Gabriël Striels (1895-1983) sein Nachfolger als Kapellmeister.

Es ist logisch, dass De Vocht viel geistliche Musik komponierte, selbst wenn diese nicht immer für die Antwerpener Kathedrale bestimmt war. De Vocht kümmerte sich nämlich auch um die Qualität der Musik in kleineren Pfarrkirchen.

Die Missa in honorem Sti Josephi komponierte er 1939 für die Primiz seines ältesten Sohns Jozef (1914-1995), der gerade zum Priester geweiht worden war. Sie wurde am 16. April 1939 in der Kirche von ‘s Gravenwezel uraufgeführt. Zum Allerheiligenfest desselben Jahres führte De Vocht diese Messe noch einmal in der Antwerpener Kathedrale auf, mit Alex Paepen an der Orgel.

Ebenso wie in seinen anderen liturgischen Werken sorgte De Vocht für verschiedene Aufführungsmöglichkeiten. Ohne Abstriche an seinen künstlerischen Intentionen hielt er den Schwierigkeitsgrad dieser Messe innerhalb der Möglichkeiten des durchschnittlichen Kirchenchors. Schwierige Intervalle und komplizierte Rhythmen vermied er, und polyphone Passagen beschränkte er auf ein Minimum. Die Verständlichkeit des Textes war ihm das Wichtigste. In einer Einleitung sagte er dazu: „Beim Schreiben dieser Messe strebte ich vor allem danach, dass die Musik Dienerin des Wortes sein sollte und dass sie dazu beitragen sollte, den liturgischen Gehalt des gesungenen Wortes zu erhellen, nach dem Vorbild des gregorianischen Gesanges. Alles was in den syllabischen Gesängen – Gloria, Credo und Agnus Dei – die Klarheit des gesungenen Wortes durch thematische Entwicklung in den verschiedenen Stimmen beeinträchtigen könnte, wobei verschiedene Wörter gleichzeitig gehört werden und es dem Zuhörer unmöglich gemacht wird den Text deutlich zu verstehen, wurde sorgfältig vermieden; so auch allzu schwelgerische und mitreißende Passagen, welche die Aufmerksamkeit vom Text ablenken könnten.“ De Vocht fügte noch hinzu, dass seine Melodien durch den Wortakzent und das Satzgefüge bestimmt seien. Polyphone Momente und Melismen kommen darum auch nur selten vor, beispielsweise am Ende des Gloria (‚Cum Sancto Spiritu. Amen’) und im Sanctus (‚Hosanna in excelsis).“

De Vocht schrieb diese Messe für vierstimmigen Chor a cappella, aber ermöglichte gleichzeitig andere Besetzungen:

- vierstimmig, mit Orgel- oder Harmoniumbegleitung
- dreistimmig: zwei Kinderstimmen und eine Männerstimme, oder eine Kinderstimme und zwei Männerstim- men, mit Begleitung
- zweistimmig: eine Kinderstimme und eine Männerstimme (Tenor oder Bass), mit Begleitung
- zweistimmig: zwei Kinderstimmen oder zwei Frauenstimmen oder zwei Männerstimmen, mit Begleitung

Wegen ihrer vielseitigen Qualitäten wurde die Missa in honorem Sti Josephi in Musica sacra (Zeitschrift für die Kirchenmusikschule der Diözesen und den Gregoriusverein) lobend besprochen, als „liturgisches, allgemein verständliches Werk, auf dem Niveau aller Kirchenchöre.“

Jan Dewilde
(Übersetzung Michael Scheck)

Nachdruck einer Kopie aus der Bibliothek des Königlichen Konservatoriums von Antwerpen, wo auch das Stimmenmaterial bewahrt wird. Diese Partitur wurde in Zusammenarbeit mit dem Studienzentrum für flämische Musik herausgegeben (www.svm.be). Mit Dank an den Fonds Lodewijk De Vocht.

Lodewijk De Vocht
(Antwerp, 21 September 1887 – ’s Gravenwezel, 27 March 1977)

Missa in honorem Sti Josephi (1939)

Besides being a composer, a conductor and a conservatory teacher and director, Lodewijk De Vocht was also the chapel master of the Cathedral of Our Lady in Antwerp. After singing as a choirboy in the cathedral choir since 1899, De Vocht was appointed second chapel master to Emile Wambach (1854-1924), whom he would succeed as first chapel master in 1919. In addition to adding lustre to liturgical services, De Vocht sometimes performed Renaissance music with the choir outside of the cathedral. In 1949, Pope Pius XII awarded De Vocht the Order of Saint Gregory the Great (‘Ordo Sanctus Gregorius Magnus’) for his fifty years of service in the chapel of the cathedral. Afterwards, the priest Gabriël Striels (1895-1983) replaced him as chapel master.

It is self-evident that De Vocht composed a lot of liturgical music, although it was not always meant explicitly for the Antwerp cathedral. De Vocht was also very involved with the quality of the music performances in smaller parish churches.

This Missa in honorem Sti Josephi was composed in 1939 for the honorary mass of his oldest son Jozef (1914-1995), a newly ordained priest. This mass was therefore executed on 16 April 1939 during the honorary mass in the church in ‘s Gravenwezel. On All Saints’ Day of the same year, De Vocht performed this mass again in the Antwerp cathedral, with Alex Paepen at the organ.

Just like in his other liturgical work, De Vocht created plenty of different possibilities to perform the piece. Without losing any artistic ambition, he composed this mass within the capabilities of the average church choir. Tricky intervals and difficult rhythms were avoided and polyphonic passages were reduced to a minimum. Being able to understand every single word of the liturgical text was more important. De Vocht confirmed this in his introduction: ‚As I wrote this mass, I strove to let the music be the servant of the text, to help highlight the meaning of the words, following the example of Gregorian chant. Everything that could cloud the intelligibility of the text in the syllabic sections – Gloria, Credo and Agnus Dei – by thematic developments in the different parts, which cause the listener to hear multiple words as one and creates difficulty to understand the text, is carefully avoided; the same goes for forms that are too melodious or lively and distract from the text.’ De Vocht then goes on to mention that he derived the melody of the word accents and the sentence structure. Therefore, the music contains only a few polyphonic passages and melismas, for example at the end of the Gloria (‘Cum Sancto Spiritu. Amen’) and in the Sanctus (‘Hosanna in excelsis’).

De Vocht composed this Mass for four-part choir a cappella, but provided multiple performance possibilities:

- four-part with organ or harmonium accompaniment
- three-part: two children’s voices and a male voice, or a child’s voice and two male voices, with accompaniment
- two-part: a child’s voice and a male voice (tenor or bass), with accompaniment
- two-part: two children’s voices or two female voices or two male voices, with accompaniment.

Because of all these reasons, this Missa in honorem Sti Josephi received a positive review in Musica sacra (the periodical of the ‘Interdiocesane Kerkmuziekschool en van de Sint-Gregoriusvereniging’), where it was described as ‚liturgical work, easily understood by everyone and at the level of all church choirs.‘

Jan Dewilde
(translation: Jasmien Dewilde)

Reprint of a copy belonging to the library of the Royal Conservatoire of Antwerp, where the sheet music is kept as well. This score was published in collaboration with the Study Centre for Flemish Music (www.svm.be). Many thanks to the Lodewijk De Vocht Foundation.