Wereldoorlog I en muziek

Vlaamse liederen over de IJzer (1914-1918)
Émile Wambach (Aarlen, 1854 - Antwerpen, 1924), Le Chant d’Yser (Henri de Puymaly) Roel Steppe (Aalst, 1882 - Sint-Niklaas, 1975), Lied van de dood (Frans van Raemdonck) Emiel Hullebroeck (1878-1965), De verworpelingen van den Yzer (onbekend)
Emiel Hullebroeck, Aan mijn Belgen bij den Yzer (Karel Van den Oever)
Karel Candael (Antwerpen, 1883 - Rotterdam, 1948), Voor vorst en vaderland (Frans Fiten)
Robert De Leye (Etikhove, 1891 - Dendermonde, 1937), Eendracht (Pol van Dorpe) Auguste Eenhaes (Brussel?, ? - Brussel?, 1938), Les régiments de Marne et d’Yser (Noël Desaux) Arthur Verhoeven (Zandhoven, 1889 - Schoten, 1958), Daar kwam een Yzerjongen (Jozef Simons) César Michiels (?, 1879 - Gent?, 1942), Een onbekende held (Kommandant Sevens)
Deze uitgave bundelt oorlogsliederen die tekstueel refereren aan de IJzer, de rivier in de Vlaamse Westhoek, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een bepalende rol speelde. Nadat de Belgische defensielinie langs de Maas was doorbroken en Antwerpen was gevallen, trok het Belgische leger een verdedigingslinie op langs de IJzer, meteen de meest westelijke schakel van de geallieerde verdedigingslinie. Nadat de IJzervlakte onder water werd gezet, evolueerde de oorlog naar een vier jaar durende stellingenoorlog en kreeg de IJzer een haast mythische reputatie die werd bezongen in gedichten en liederen. In Émile Wambachs concertaria Le Chant d’Yser wordt de IJzer zelfs gepersonifieerd, als een getuige van het lijden en het geweld aan het front. Na de oorlog gaat het volk er op pelgrimage, wat preludeert op de IJzerbedevaarten die sinds 1920 werden georganiseerd, om onder het motto
‘Nooit meer oorlog’ de gesneuvelde Vlaamse soldaten te memoreren.

Lied van de dood van Roel Steppe is geschreven op tekst van Frans Van Raemdonck (1897-1917), die samen met zijn broer Edward in Steenstrate sneuvelde op 26 maart 1917. ‘’k Zal sterven zo ver van huis’, schreef hij in dit gedicht; het was al even profetisch als een van zijn andere versregels: ‘Te saam vereend, in vreugd’ en nood, als d’eene sterft, de andere dood.’ De broers werden samen begraven en groeiden uit tot een symbool van de Frontbeweging, die zicht verzette tegen het dominante Franstalige taalbeleid van het leger. Steppes lied is nadrukkelijk opgedragen aan de oorlogsslachtoffers ‘van alle landen.’

Ook Emiel Hullebroeck schreef met De verworpelingen van den IJzer een lied dat de situatie van de Vlaamse soldaten aan het IJzerfront aanklaagde: ‘Als boeven hebben wij geboet / gebukt voor vuisten en voor zwepen / omdat ons vader Vlaming was.’ Een zinsnede als ‘geen adem, geen gezondheid meer’, verwijst dan weer naar de gasaanvallen die de Duitsers vanaf april 1915 rond Ieper lanceerden. Hullebroeck bracht een deel van de oorlog in het neutrale Nederland door, waar hij veel liederavonden verzorgde. Met de opbrengsten financierde hij Het werk der Vlaamse oorlogsmeters, een organisatie die in 1916 door zijn echtgenote Anna De Vos en de onderwijzer Johan De Maegt was gesticht en die de IJzersoldaten met brieven en tabak moreel en materieel steunde. In het lied Aan mijn Belgen bij den Yzer benadrukt Hullebroeck vooral de eensgezindheid van Vlamingen en Walen tegenover de vijand, een boodschap die ook doorklinkt in Karel Candaels Voor vorst en vaderland! (1915) en in het na de oorlog gecomponeerde Eendracht van Robert De Leye: ‘Aan Maas en Yzer stonden zij samen in ’t gevecht’.
In de ‘chanson-marche’ Les régiments de Marne et d‘Yser van Auguste Eenhaes, op tekst van de Brusselse auteur-uitgever Noël Desaux, wordt dan weer de fraterniteit tussen de Franse en de Belgische soldaten bezongen, die heldhaftig aan de Marne en de IJzer vechten. In Daar kwam een Yzerjongen van Arthur Verhoeven en Jozef Simons keert een IJzersoldaat na vier jaar terug om te trouwen met zijn geliefde. Simons, die zelf aan het IJzerfront streed, drukt de vergeefse hoop uit dat hun kinderen nooit nog oorlog zullen kennen:
‘God! Dat ze van hun leven / noch krijg, noch Yzer zien!’ Die hoopvolle boodschap staat in schril contrast met het aan de gesneuvelde frontsoldaten opgedragen lied Een onbekende held van César Michiels, waarin hulde wordt gebracht aan het graf van een onbekende soldaat. Altijd iemands vader, altijd iemands kind …

Jan Dewilde

Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

Der Erste Weltkrieg und Musik

Flämische Lieder über die Yser (1914-1918)
Émile Wambach (Aarlen, 1854 - Antwerpen, 1924), Le Chant d’Yser (Henri de Puymaly) Roel Steppe (Aalst, 1882 - Sint-Niklaas, 1975), Lied van de dood (Frans van Raemdonck) Emiel Hullebroeck (1878-1965), De verworpelingen van den Yzer (unbekannt)
Emiel Hullebroeck, Aan mijn Belgen bij den Yzer (Karel Van den Oever)
Karel Candael (Antwerpen, 1883 - Rotterdam, 1948), Voor vorst en vaderland (Frans Fiten)
Robert De Leye (Etikhove, 1891 - Dendermonde, 1937), Eendracht (Pol van Dorpe) Auguste Eenhaes (Brussel?, ? - Brussel?, 1938), Les régiments de Marne et d’Yser (Noël Desaux) Arthur Verhoeven (Zandhoven, 1889 - Schoten, 1958), Daar kwam een Yzerjongen (Jozef Simons) César Michiels (?, 1879 - Gent?, 1942), Een onbekende held (Kommandant Sevens)
Diese Ausgabe enthält eine Reihe Kriegslieder, in deren Texten die Yser von Bedeutung ist, ein Fluss im Nordwesten Flanderns, der im Ersten Weltkrieg eine entscheidende Rolle spielte. Nachdem die belgische Verteidigungslinie entlang der Maas durchbrochen und Antwerpen gefallen war, schuf die belgische Armee eine Verteidigungsfront entlang der Yser, die gleichzeitig das im äußersten Westen gelegene Glied der alliierten Verteidigungslinie war. Nach der Überflutung der Yserebene entwickelte der Krieg sich hier zu einem vier Jahre dauernden Stellungskrieg. Die Yser erwarb eine nahezu mythische Bedeutung, die in Gedichten und Liedern besungen wurde. In Emile Wambachs Konzertarie Le chant d’Yser wird die Yser sogar personifiziert, als Zeugin des Leidens und der Gewalt an der Front. Nach dem Krieg pilgerte das Volk dahin, um der gefallenen flämischen Soldaten zu gedenken, noch vor den Yser-Wallfahrten, die ab 1920 um unter dem Motto ‚Nie wieder Krieg’ organisiert wurden.
Das Lied van de dood [Lied vom Tod] von Roel Steppe ist auf einen Text von Frans Van Raemdonck (1897-1917) geschrieben, der zusammen mit seinem Bruder Edward am 26. März 1917 in Steenstrate fiel. „Ich werde sterben, so weit von daheim“, schrieb er in diesem Gedicht. Dies war genauso prophetisch wie die Verse:
„Miteinander vereint in Freude und Not, wenn der eine stirbt, ist der andere tot.“ Die Brüder wurden zusammen begraben, und sie wurden schließlich zu einem Symbol der Frontbewegung, die Widerstand leistete gegen den dominierenden Gebrauch der französischen Sprache in der Armee. Steppes Lied ist nachdrücklich den Kriegsopfern „aller Länder“ gewidmet.
Mit De verworpelingen van den IJzer [Die Verworfenen der Yser] schrieb auch Emiel Hullebroeck ein Lied, das die diskriminierende Haltung gegenüber flämischen Soldaten an der Yserfront anprangerte: „Wie Schurken haben wir gebüßt / geduckt vor Fäusten und Peitschen / weil unser Vater Flame war.“ Eine Zeile wie „Kein Atem, keine Gesundheit mehr“ verweist dann wieder auf die Gasangriffe, die von den Deutschen ab April 1915 in der Umgebung von Ypern entfesselt wurden. Hullebroeck verbrachte einen Teil des Krieges im neutralen Holland, wo er viele Liederabende gab. Mit den Erträgen finanzierte er das Werk der flämischen Kriegsmütter, eine Organisation, die 1916 von seiner Frau Anna De Vos und dem Lehrer Johan De Maegt gegründet wurde, um die Ysersoldaten mit Briefen und Tabak moralisch und materiell zu unterstützen. In dem Lied Aan mijn Belgen bij den Yzer [An meine Belgier an der Yser] legt Hullebroek den Nachdruck vor allem auf die Einigkeit von Flamen und Wallonen gegen den Feind, eine Botschaft, die auch in Voor vorst en vaderland [Für Fürst und Vaterland] (1915) von Karel Candael erklingt, ebenso wie aus dem nach dem Krieg komponierten Eendracht [Eintracht] von Robert De Leye: „Aan Maas en Yzer stonden zij samen in ‘t gevecht“ [An der Maas und der Yser standen sie zusammen im Kampf].
In dem ‚Chanson de marche’ [Marschlied] Les régiments de Marne et d’Yser [Die Regimenter an der Marne und Yser] von Auguste Eenhaes, auf einen Text des Brüsseler Autors und Verlegers Noël Desaux, wird dann wieder die Brüderlichkeit zwischen den französischen und belgischen Soldaten besungen, die mit Heldenmut an der Marne und Yser kämpfen. In Daar kwam een Yzerjongen [Da kam ein Yserkämpfer] von Arthur Verhoeven und Jozef Simons kehrt ein Ysersoldat nach vier Jahren heim, um seine Geliebte zu heiraten. Simons, der selbst an der Yserfront stritt, spricht die eitle Hoffnung aus, deren Kinder mögen niemals mehr einen Krieg erleben:
„Gott! Dass sie in ihrem Leben / weder Krieg noch Yser möchten sehn!“ Diese hoffnungsvolle Botschaft steht in einem schrillen Gegensatz zu dem den gefallenen Frontsoldaten gewidmeten Lied Een onbekende Held [Ein unbekannter Held] von César Michiels, als Ehrenbezeugung am Grab eines unbekannten Soldaten. Immer jemandes Vater, immer jemandes Sohn.

Jan Dewilde

(Übersetzung: Michael Scheck)

Diese Partitur wurde herausgegeben in Zusammenarbeit mit dem Studienzentrum für Flämische Musik (Studiecentrum voor

Vlaamse Muziek - www.svm.be).

World War I and music

Flemish songs about the Yser (1914-1918)

Émile Wambach (Aarlen, 1854 - Antwerpen, 1924), Le Chant d’Yser (Henri de Puymaly) Roel Steppe (Aalst, 1882 - Sint-Niklaas, 1975), Lied van de dood (Frans van Raemdonck) Emiel Hullebroeck (1878-1965), De verworpelingen van den Yzer (unknown)
Emiel Hullebroeck, Aan mijn Belgen bij den Yzer (Karel Van den Oever)
Karel Candael (Antwerpen, 1883 - Rotterdam, 1948), Voor vorst en vaderland (Frans Fiten)
Robert De Leye (Etikhove, 1891 - Dendermonde, 1937), Eendracht (Pol van Dorpe) Auguste Eenhaes (Brussel?, ? - Brussel?, 1938), Les régiments de Marne et d’Yser (Noël Desaux) Arthur Verhoeven (Zandhoven, 1889 - Schoten, 1958), Daar kwam een Yzerjongen (Jozef Simons) César Michiels (?, 1879 - Gent?, 1942), Een onbekende held (Kommandant Sevens)

This publication is a compilation of war songs that reference the Yser textually, the river in the Flemish Westhoek that played a crucial role during the First World War. After the crossing of the Belgian defence line along the Meuse and the fall of Antwerp, the Belgian army created a defence line along the Yser, and so it became the most Western link in the defence line of the Allies. The flooding of the Yser plain marked the beginning of four years of trench warfare. It also gave the Yser its almost mythical reputation sung about in so many war poems and songs. In Émile Wambach’s concert aria Le Chant d’Yser, the Yser is even personified as a witness of the suffering and the violence at the front. After the war, the people go to the river on a pilgrimage, which serves as a prelude to the Yser pilgrimages that were being organised since 1920 to commemorate the perished Flemish soldiers using the motto ‘No more war’.

Lied van de dood (Song of death) by Roel Steppe is written to lyrics of Frans Van Raemdonck (1897-1917), who perished together with his brother in Steenstrate on 26 March 1917. ‘’k Zal sterven zo ver van huis’ (‘I will die so far from home’), he wrote in this poem. One of his other verses was just as prophetic: ‘Te saam vereend, in vreugd’ en nood, als d’eene sterft, de andere dood.’ (‘Together united, in joy and pain, when one dies, the other’s dead.’) The brothers were buried together and became a symbol of the Front Movement, which fought against the strict French language policy imposed by the army. Steppe’s song is expressly dedicated to the war victims

‘of all countries’.

Another song that exposes the situation of the Flemish soldiers at the Yser front, is De verworpelingen (The Outcasts) by Emiel Hullebroeck: ‘Als boeven hebben wij geboet / gebukt voor vuisten en voor zwepen / omdat ons vader Vlaming was.’ (‘As thieves we have suffered/ stooped for fists and whips / all because our father was Flemish.’)

A phrase such as ‘geen adem, geen gezondheid meer’ (‘no more breath, no more health’) refers to the gas attacks near Ypres launched by the Germans in 1915. Hullebroeck spent part of the war in the neutral Netherlands, where he organized many song nights. He used the proceeds to finance Het werk der Vlaamse oorlogsmeters, an organisation that was founded in 1916 by his wife Anna De Vos and the teacher Johan De Maegt in order to offer moral and material support to the soldiers at the Yser by sending them letters and tobacco. In the song Aan mijn Belgen bij den Yser (To my Belgians at the Yser), Hullebroeck emphasizes the unity of the Flemish and the Walloons against the enemy. The same message can be found in Karel Candael’s Voor vorst en vaderland! (For king and country!) (1915) and in Eendracht (Union) by Robert De Leye, which was composed after the war: ‘Aan Maas en Yzer stonden zij samen in ‘t gevecht’ (‘At the Meuse and the Yser they stood united in the battle’).

The ‘chanson-marche’ Les régiments de Marne et d’Yser (The regiment of the Marne and the Yser) by Auguste Eenhaes with lyrics by the Brussels author and publisher Noël Desaux sings the praises of the fraternity between the French and the Belgian soldiers, who fought heroically side by side at the Marne and the Yser. In Daar kwam een Yzerjongen (There came an Yser boy) by Arthur Verhoeven and Jozef Simons an Yser soldier returns home after four years to marry his beloved. Simons, who fought at the Yser front himself, hoped in vain that their children would never have to experience war time: ‘‘God! Dat ze van hun leven / noch krijg, noch Yzer zien!’ (‘God! May they never see war nor Yser in their lifetime!’) That hopeful message stands in stark contrast with the song Een onbekende held (An unknown hero) by César Michiels, which is dedicated to the soldiers who perished at the front and which pays tribute to the grave of an unknown soldier. Always someone’s father, always someone’s child …

Jan Dewilde

(translation: Jasmien Dewilde)

This score was published in cooperation with the Centre for Flemish Music (Studiecentrum voor Vlaamse Muziek - www.svm.be).